Schillen, raspen, koken, blanceren, bakken, wegen, meten, schikken, draperen, marineren, aanzetten, aanzweten, roerbakken, afblussen, dichtschroeien, reduceren, decanteren, sauteren, fileren, flamberen, garneren, dresseren glaceren, vullen, gratineren, smoren, klaren, kruiden, braden, larderen, monteren, paneren, passeren, pocheren, kruiden, pureren, snijden.
Eten, drinken, koken, genieten. Ik ben er wel van.